Het verhaal van Sevilla is nauw verbonden met dat van de Guadalquivir. Deze rivier dient al sinds mensenheugenis als natuurlijke haven en als toegangspoort tot het binnenland van Andalusië. Sevilla ligt bovendien op een kruispunt van wegen die het noordoosten en het westen van het Iberisch schiereiland met elkaar verbinden. Door zijn uitstekende ligging fungeerde deze plek al in het eerste millennium voor Christus als centrale marktplaats. De stad Sevilla ontstond daar waar de Guadalquivir niet verder bevaarbaar was voor zeeschepen. Archeologische opgravingen in La Cuesta del Rosario bevestigen dat de eerste menselijke nederzettingen dateren uit de 9e eeuw voor christus. De Romeinen waren meer dan 6 eeuwen de baas in het huidige Spanje. De eerste Romeinse kolonie op het Iberisch schiereiland was Italica. De overblijfselen zijn vandaag de dag nog steeds te bezoeken en liggen op 10 km buiten Sevilla. Italica breidde zich snel verder uit. Onder de vele interessante bouwwerken moet vooral het amfitheater worden genoemd, daar paste wel 25.000 man publiek in. In Italica zijn mooie voorbeelden te zien van de hoog ontwikkelde Romeinse architectuur, zoals het huis van Exedra, het Vogelhuis en het huis van Hylas, allen voorzien van schitterende mozaïeken. Sevilla was ook de geboorteplaats van twee Romeinse keizers, namelijk van Traianus en Hadrianus. In 49 voor Christus werd de naam Italica door Julius Caesar veranderd in Hispalis en werd de stad een officiële kolonie van het Romeinse Keizerrijk. Hispalis onderging uitbreiding na uitbreiding en reikte tenslotte tot aan het grondgebied van het huidige Sevilla. Onder de Romeinen veranderde het aanzien van dorpen en steden aanzienlijk. Er kwamen aquaducten en lange rechte wegen die de grote steden met elkaar verbonden. Een aantal goed bewaard gebleven gebruiksvoorwerpen uit deze periode zijn te vinden in het prachtige archeologische museum van Sevilla. Het waren echter vooral de Moren die belangrijk waren voor het uiteindelijke aanzien van de stad. De Moorse overheersing van Andalusië duurde bijna 800 jaar: van 711 tot 1492. In dat laatste jaar verdreef het katholieke koningspaar Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië de laatste Moorse koning uit Granada. Enkele van de mooiste gebouwen uit de stad dateren uit deze tijd, zoals de Torre del Oro (de gouden toren), de Torre de Plata (de zilveren toren), La Giralda, de Patio de los Naranjos, de oude Moorse wijk Triana, de oude stadsmuren in de wijk Macarena en het Moorse fort El Alcázar. Later kwamen prachtige bouwwerken tot stand in mudéjarstijl, een christelijke bouwstijl die sterk beïnvloed was door de voorgaande Moorse cultuur. Een goed voorbeeld hiervan is het paleis van Pedro I van Castilië dat deel uitmaakt van het Moorse paleiscomplex Reales Alcázares de Sevilla. Ook veel kerken in Sevilla zijn gebouwd in diezelfde mudéjar-stijl, zoals de kerk van San Marcos, de kerk van Santa Catalina en de kerk van San Pedro. De Mudéjarstijl heeft gedurende een lange periode zijn stempel gedrukt op de architectuur in Spanje. Een mooi voorbeeld van deze interessante stijl is het Casa de Pilatos (het huis van Pilatus), een van de mooiste gebouwen van Sevilla en opengesteld voor bezoek. De stadsmuren en toegangspoorten geven een goed beeld van de ontwikkeling van de stad door de eeuwen heen. Na de val van Granada in 1492, brak voor Spanje een tijdperk aan van expansie en welvaart. De verovering van Amerika in 1492 maakte van Sevilla een van de rijkste steden van Europa. In 1503 kreeg Sevilla namelijk het monopolie over de handel met het nieuwe continent. De stad verwierf binnen korte tijd een enorme rijkdom en veranderde in een van de meest kosmopolitische steden van Europa. Hoewel het kleine Madrid vanaf 1561 fungeerde als de nieuwe hoofdstad van Spanje, bleef Sevilla tot in de zeventiende eeuw het belangrijkste communicatieknooppunt van het land. Er verschenen prachtige gebouwen in renaissance- en barokstijl en de grootste kunstschilders uit de Spaanse gouden eeuw, zoals Zurbarán, Murillo en Juan de Valdes Leal, waren in Sevilla gevestigd. Veel van de rijkdom werd echter verkwist in de strijd om de Spaanse troonopvolging, de zogenaamde ‘Successieoorlog’. Deze dertienjarige oorlog eindigde in 1713 met de Vrede van Utrecht. Daar werd bepaald dat de Spaanse kroon voortaan toekwam aan het huis Bourbon en dat Gibraltar moest worden overgedragen aan de Engelsen. Latere geschillen tussen Frankrijk en Spanje leidden tot de Napoleontische oorlogen. Na de Slag bij Trafalgar (waarbij de Spaanse vloot werd vernietigd) deed koning Carlos IV afstand van de Spaanse troon. Napoleon stelde vervolgens zijn eigen broer Joseph aan als de nieuwe koning van Spanje. Met hulp van de Britten werden de Fransen uiteindelijk verdreven, maar na de terugkeer van de Bourbons werd Spanje opnieuw getroffen door onderlinge twisten en begon zijn koloniën te verliezen. De achttiende eeuw luidde een periode in van economische achteruitgang en armoede. De negentiende en twintigste eeuw stonden in het teken van allerlei politieke conflicten met als uiteindelijk dieptepunt de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939). Veel recente historische bouwsels, zoals het Plaza de España en het Parque Maria Luisa, zijn aangelegd in het kader van de Ibero-Amerikaanse tentoonstelling van 1929. In 1992 werd in Sevilla wederom een wereldtentoonstelling gehouden. Die trok duizenden bezoekers van over de hele wereld. Terug naar boven
Disclaimer: We proberen om de informatie op deze website zo nauwkeurig mogelijk te hebben, we accepteren geen verantwoordelijkheid voor verlies, letsel of ongemak door iemand als gevolg van deze informatie. |
vergroten
|
Musea in Sevilla | Nachtleven in Sevilla | De Provincie Sevilla | Restaurants | Tienda Bicicletas |
||